Taalkundig

Solo is een latijns woord en betekent: alleen. Maak je een solo dan ook alleen? Vroeger wel. Stel je een strijkkwartet voor, waarbij één van de muzikanten een solo heeft. Zo staat het tenminste op papier. De rest stopt dan gewoon met spelen. Onderzoekt zijn vingernagels, knikt naar een bekende of neemt het boodschappenlijstje voor morgen nog eens door. Dit laatste zie je vaak bij drumsolo's.

De solist speelt dus precies hetzelfde melodietje wat hij al 4 keer heeft gespeeld, maar dan in z'n eentje. Was de rest gewoon doorgegaan met spelen, dan viel de solo waarschijnlijk helemaal niet op. Het publiek begint ongeduldig te verzitten en zoekt al wenkbrauwfronzend naar het bonnetje van de garderobe. Een andere mogelijkheid zou zijn, om harder te spelen. Hier is een grens aan. Als de andere 3 strijkers zichzelf daardoor niet goed kunnen horen, gaan zij ook harder spelen. Waarop de solist nog eens flink aanzet. De rest laat zich echter niet kisten en zet nog een tandje bij. Uiteindelijk komen de vrienden op het punt, dat al die jaren op het conservatorium schijnbaar voor niets waren geweest. Knars, piep, ploink! Zo komen we er niet.

volume »« begeleiden